EDTA heeft de grootste affiniteit voor de (meestal giftige) zware metalen, waar het de meest stabiele complexen mee aangaat die vervolgens via de nieren worden afgevoerd. Door de zuivering van giftige zware metalen en opgehoopt overmatig calcium worden degeneratieve processen gekeerd, en de blokkade van essentiële stofwisselingsprocessen opgeheven. Immers, vrijwel iedereen in de westerse wereld kampt in meer of mindere mate met chronische vergiftigingen door cadmium en polonium via roken (ook door meeroken…), lood en platina uit uitlaatgassen en kwik uit amalgaamvullingen in ons gebit. De gemiddelde westerling heeft mede door de industrialisatie zo’n honderd keer meer lood in zijn lichaam dan de mens vóór de industrialisatie. De moderne mens staat in veel hogere mate dan zijn voorvaders bloot aan milieuvervuiling, met name in de grote steden. Dergelijke gifstoffen vallen de gezonde stofwisseling van onze cellen aan en beschadigen ons lichaam, organen en bloedvaten.

Met chelatietherapie kan een dreigende TIA, herseninfarct of bypassoperatie, hartinfarct, dotterbehandeling of een amputatie van een voet of onderbeen worden voorkomen. Nederlandse chelatie-artsen herstelden bij duizenden patiënten de mobiliteit en vitali­teit. Het blijft raadselachtig dat chelatiethera­pie inmiddels niet meer omarmt wordt door de medische beroepsbeoefenaren. Op EDTA rust geen patent meer en het is relatief goedkoop. De farmaceutische industrie, de zorgverzekeringen, apotheken en de ziekenhuizen met specialisten kunnen aan het middel niets verdienen. Bovendien is de behandeling met chelatietherapie een wat ingewikkelde combinatie van technieken: er komt cardiologie, vaatchirurgie, neurologie, interne geneeskunde, infuusbereidingskennis, toedieningstechniek en out-of-the-box denken bij kijken. Daar is geen tijd of budget voor. Daarentegen worden wel weer tegen heel hoge kosten ingrijpende bypassoperaties gedaan, als remedie voor vaatvernauwing of afsluiting in de kransslagaderen die tot een hartaanval kunnen leiden.

Bij een bypassoperatie wordt de borstkas geopend en worden dichtgeslibde kransslagaders omzeild door delen van een ader uit het been of een slagader uit de borstkas als omleiding (by-pass) aan te brengen. De operatie bestrijdt echter uitsluitend het stukje overbrugde kransslagader. De rest van de toevoerende slagaders blijven achter in mindere conditie en kunnen op hun beurt verder dichtslibben. De kleinere dunnere kransslagaders kunnen ook niet ge-bypassed worden of niet gedotterd worden. De bloedvaatjes in het hart staan nog steeds bloot aan arteriosclerose (aderverkalking). Bovendien is de status van de kransslagaders die moeten worden ge-bypassed ook een uitdrukking van de conditie van de rést van de bloedvaten elders in het lichaam. De klachten van kransslagaders komen zelden alleen. Reden om te kiezen voor chelatietherapie daar daarmee het gehéle vaatbed wordt behandeld. Mocht u al een dotterprocedure vaatoperatie, bypassoperatie hebben ondergaan, dan is chelatietherapie bij uitstek geschikt om het bloedvatsysteem als geheel te behandelen en te onderhouden.

Toegepast in een vroeg stadium kan chelatietherapie het aderverkalkingsproces remmen. Hiermee kan mogelijk een operatie vermeden worden. Is de operatie toch noodzakelijk, dan is er geen betere voorbereiding en nabehandeling denkbaar, en kan chelatietherapie helpen het resultaat te stabiliseren.

Ondergetekende behandelt al ruim dertig jaar in de Amsterdamse Oosteinde Walborg Kliniek patiënten met chelatietherapie. Een andere collega in den lande werkt nog veel langer met chelatietherapie en heeft hiermee zo’n 5.500 patiënten met succes behandeld. Wat nog gememoreerd mag worden is dat ruim 200 van deze patiënten, die op de nominatie stonden voor een amputatie van één of twee van hun onderste lede­maten, dankzij chelatiethera­pie hun voeten of benen hebben kunnen behouden. Leest u ook de reacties van de behandelde patiënten die zijn toegevoegd aan deze informatie.

De meest gestelde vragen:

Waar komt chelatietherapie vandaan?

In 1893 ontdekt de Zwitserse Nobelprijswinnaar Alfred Werner het technische principe van chelatie, het invangen van metaalionen door bepaalde stoffen. In de daaropvolgende decennia wordt chelatietherapie intensief onder laboratoriumomstandigheden bestudeerd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog komt er oog voor de mogelijke medische toepassingen van chelatie: men hoopt het proces te kunnen gebruiken tegen vergiftiging door strijdgassen, en later, met de ontwikkeling van kernwapens, tegen vergiftiging met (radioactieve) zware metalen.

Na jaren van proefnemingen om de precieze werking en eventuele giftigheid vast te stellen wordt de chelerende stof EDTA in de Verenigde Staten in 1948 gebruik genomen tegen loodvergiftiging. Sinds 1951 wordt het op grote schaal toegepast. Het blijkt dan dat patiënten die in eerste instantie tegen loodvergiftiging behandeld worden, maar die ook lijden aan met aderverkalking samenhangende aandoeningen sterk vooruit gaan. In 1957 worden de eerste klinieken opgericht die zich specifiek richten op chelatietherapie tegen hart- en vaatziekten. Vanaf dat jaar groeit het aantal klinieken en ziekenhuizen waar chelatietherapie wordt toegepast gestaag.

Na een aantal jaren van explosieve groei in de Verenigde Staten volgt in 1962 een gevoelige slag voor de therapie. Een aanscherping van de federale wet op de medicijnen in 1962 vereist voor elk te registreren medicijn een groot zogenaamd dubbelblind onderzoek. Bij een dergelijk onderzoek krijgt een grote groep patiënten een bepaalde medicijn toegediend (in dit geval dus een chelatie-infuus), en een controlegroep een placebo. Het onderzoek moet over langere tijd gespreid zijn om alle effecten uitputtend te kunnen evalueren. Dit blijkt voor het al jaren in omloop zijnde EDTA niet haalbaar, omdat het patent op deze stof inmiddels verlopen is. Een fabrikant die de enorme kosten van een dubbelblind onderzoek op zich zou nemen, zou daarna niet de garantie hebben van het alleenrecht op de verkoop.

EDTA wordt in de Verenigde Staten niet als geneesmiddel geregistreerd. Vanaf dan is chelatietherapie een niet-reguliere behandelwijze. Daardoor blijft bij velen scepsis bestaan over de therapie. Voor veel artsen een reden om zich niet in chelatietherapie te verdiepen. Zij nemen het zekere voor het onzekere, en dat is niet onbegrijpelijk. Niet iedereen heeft de behoefte een pionier te zijn. Een arts die chelatietherapie toepast is door eigen onderzoek tot de conclusie gekomen dat zijn patiënten hier belang bij hebben. Hij neemt hiermee een extra verantwoordelijkheid op zich: zouden er tijdens een chelatiebehandeling complicaties optreden, dan is hij des te meer persoonlijk aansprakelijk. Inmiddels is er meer erkenning onder andere door de uitkomsten van het TACT-onderzoek.

Wat houdt de chelatietherapie precies in en wat doet de infuus­vloei­stof EDTA precies in ons li­chaam?

In de inleiding werd eigenlijk al gezegd wat chelatiethera­pie allemaal doet. Wat er gebeurt is dat bij iemand intraveneus, dus door toediening via een slangetje in de bloedbaan, een combinatie van EDTA met vitaminen en mineralen wordt ingebracht. EDTA is een zogenaamde “chelator” oftewel chelerende stof. EDTA grijpt als het ware metaaldeeltjes (zoals calcium, lood, kwik en cadmium) als een klauw vast in de bloedbaan. De hele verbinding (d.w.z. EDTA met gebonden metaaldeeltjes) wordt vervolgens door de nieren binnen 48 uur actief via de urine uit het lichaam verwijderd.

De calciumconcentratie van het bloed wordt door bepaalde hormonen op peil gehouden. Zakt nu de normale concentratie door binding van calcium aan EDTA, dan treden deze hormonen in werking om de balans te herstellen. Overmatige calciumionen worden aan de cellen van de vaatwand en hartspier onttrokken, waardoor een aantal degeneratieve processen in de cellen ten goede gekeerd wordt.

We gaan nog wat dieper op de materie in: in de lichaamscellen vinden chemische reacties plaats aangestuurd door een groot aantal enzymen. De meeste enzymen in het lichaam hebben om te kunnen functioneren een zekere hoeveelheid van bepaalde metaalionen nodig. Deze werken op verschillende manieren met de enzymen samen. Bij een groot aantal is het werkzame metaal magnesium. Omdat het calciumion op het magnesiumion lijkt, kan dit in geval van een overmaat aan calcium het magnesium verdringen en neerslaan. In dat geval vervalt de werking van het enzym in kwestie geheel of gedeeltelijk. Het gevolg is slechter functionerende cellen. De neergeslagen calciumproducten vormen de complexen die zich tussen de cellen ophopen en zijn een bestanddeel van de zogenaamde plaque die typerend is voor aderverkalking. Door calcium te onttrekken wordt de calcium-magnesiumbalans hersteld, waardoor de buiten werking gestelde enzymen weer tot leven komen. Ook deeltjes binnen de cellen zoals de mitochondria (de longen van de cel) en lysosomen (de inwendige ‘spijsvertering’ binnen de cel) zijn onderhevig aan afbraak door reactieve ijzer- en koperionen. EDTA cheleert deze metaaldeeltjes weg, waardoor de celdeeltjes weer optimaal kunnen werken. Zo wordt de natuurlijke balans hersteld.

Is EDTA giftig?

De dosis waarbij 50% van een groep proefdieren sterft (dit heet de LD50), van toegediend EDTA is ongeveer 2 gram per KILO lichaamsgewicht. Ter vergelijking: de LD50 van aspirine (via de mond toegediend) is 0,5 gram per kilogram lichaamsgewicht! Voor een volwassene van 75 kg zou dat dus om 150 gram EDTA gaan. Bij de in de praktijk gebruikte dosis (nooit hoger dan 50 mg/kg) en maximaal 3 gram per keer zijn heftige toxische reacties dan ook zo goed als uitgesloten. Onder deskundige medische begeleiding is chelatietherapie daarmee wellicht één van de meest veilige therapieën.

 

Kan chelatietherapie een operatie of transplantatie voorkomen?

Inderdaad is dit mogelijk. Hierna het relaas van een patiënt: “De cardiologen in het zieken­huis hadden mij opgegeven vanwege mijn slechte hart. Ik wist niet meer wat ik moest doen en kon niet meer slapen. Ik kwam via via in aanraking met chelatietherapie en ben sinds half febru­ari 1994 onder behande­ling. Maar al na één behan­deling sliep ik weer als een roos. Een nieuw hart kunnen zij mij niet geven, wel de hartspier verste­vi­gen. Ik kan nu praktisch weer alles doen en voel me gewel­dig goed”. De er­varing van deze patiënt is overigens meer regel dan uitzonde­ring. Niet alleen het hart kan beter functio­neren, ook de slag­aders en kleinere bloedvaten in de hersenen, benen en andere delen in het lichaam worden adequaat behandeld.

Heeft het zin na een bypass-operatie de conditie van die bypasses op peil te houden met chelatie?

Jawel. Alles dat te maken heeft met atherosclerose (het dichtslibben van slagaders) is in principe geschikt voor behandeling met chelatie­therapie.

Hoe ziet een behandelingsschema eruit bij chela­tietherapie?

Dat varieert per patiënt. Uit onderzoek dat wij hebben kunnen doen door het grote aantal behandelde patiënten blijkt dat voor halsslagaders en hersenen zo’n veertig tot vijfenveertig behandelingen noodzakelijk kunnen zijn. Voor hartziekten rond de vijfendertig behandelingen en voor etalagebenen zo’n vijfentwintig behandelingen om het proces van het aanslibben stil te zetten en om te keren. Tevens zagen wij dat twee keer per week behandelen ideaal is. Bij één keer per week ben je naar verhou­ding lan­ger bezig. Drie keer in de week kan ook, maar dat gebeurt eigenlijk alleen in uiterste noodzaak. Als de eigenlijke kuur achter de rug is wordt, afhankelijk van de algemene kwaliteit van de patiënt, maandelijks een onderhoudsbehandeling gedaan. Het minimum is één keer per twee maanden.

Klopt het dat in het begin van de behandeling het eerste effect merkbaar wordt in benen en voeten en pas op langere termijn in kransslagaders en hersenen? Hoe komt dat?

De benen bevatten aanzienlijk meer bloed­vaten bevatten dan het hart en de herse­nen en wordt rijker van EDTA voorzien dan hart en hersenen. De afvalstoffen zullen dan ook eerder worden afgevoerd uit de benen, zodat het hele genezingspro­ces in deze regio van het lichaam zich sneller voltrekt. Hersenvaten kennen ook nog een keer een speciale opbouw, waardoor langer behandeld moet worden voor bestendige verbetering. Daarom merk je gewoonlijk ook pas na meer dan dertig infusen of meer verbete­ring in de hersenva­ten.

Merk je ook verbetering in de geheugenfunctie?

Ja, heel duidelijk zelfs. Het duurt wel lan­ger voordat je effect hebt, maar dit effect houdt ook langer gedurende jaren aan.

Klopt het dat chelatietherapie niet alleen op bloed en bloedvaten maar ook op andere lichaams­cellen een reinigend effect heeft? Ge­beurt dit proces in een mate dat je kunt spreken van een verjon­gingskuur of een revitali­sering van de cellen van het li­chaam?

Dat is correct. Chelatietherapie haalt bijvoorbeeld het overtollig calcium uit de energiebat­terijen van de cellen (mitochondria), waardoor de energieproductie in de cel wordt genormaliseerd. Voor de hartspier heeft dit tot gevolg dat een angina pectoris zelfs geheel of grotendeels kan verdwij­nen.

Door binden en uitwassen van aan EDTA gebonden schade­lijke stoffen wordt de stofwisseling van de cel gezonder. In dat opzicht is het een behan­deling die iemand gezonder kan maken én het ouderdomsproces ver­traagt. Een belangrijke opmerking die mensen meestal maken na chelatiethe­rapie, is: ‘Ik voel mij fitter.’

Chelatietherapie kan een dreigende amputatie voorkomen. Wat is het effect van chelatietherapie bij mensen die gangreen-verschijnselen hebben.

Je kunt niet alle benen en voeten redden, het hangt er van af in welk stadium ze komen en of ze veel pijn hebben. Pijn is vaak een beper­kende factor. Aan de andere kant, er zijn vrij veel mensen die in het zieken­huis lagen voor een amputatie, die toch naar ons gekomen zijn en die de amputatie nooit hebben ondergaan. Ook met al gan­green aan de tenen.

Kan chelatietherapie bij iedereen toegepast worden?

Chelatietherapie is eigenlijk bij iedereen wel toe te passen, behalve als de nierfunctie het echt niet toelaat. Dat komt doordat EDTA een hoop vuilnis ophaalt dat het lichaam weer uit moet via de nieren. Kunnen de nieren dit niet aan, dan blijft dat afval onaf­gevoerd in het lichaam en verzwakken de nieren verder. Maar de nieren moeten wel heel slecht zijn om van behandeling af te zien. Een andere categorie betreft de mensen met een verzwakte hart­spier. Hen geven wij een gewijzigde manier van chelatie­therapie.

Hoe en waar vindt de behandeling plaats?

De patiënt wordt altijd poliklinisch behandeld in de prak­tijk van de chelatie-arts. Na een eerste consult, lichamelijk onderzoek, ECG en/of vaatonderzoek wordt een infuus aangelegd. Door middel van een dun naaldje dat direct na het prikken weer verwijderd wordt, brengt de arts een heel soepel teflon hoesje in de ader van de arm. Op het teflon hoesje wordt een slangetje aangesloten met daaraan een infuuszak, voorzien van fysiologisch zout dat het genees­middel EDTA en diverse andere nuttige stoffen, waaronder hoge doseringen vitami­ne C en B en mineralen bevat.

Met het druppelinfuus dat aan een standaard hangt, nemen de patiënten plaats in een comfortabele fauteuil, ontspannen in een huiskamerachtige sfeer. Ze lezen een boek of tijdschrift, of kijken op hun mobiel. Anderen nemen werk mee naar de kliniek. En velen maken van de nood een deugd door een uiltje te knappen. Want het infuus kan een beetje slaperig maken.

Het is wenselijk tijdens het infuus flink te drinken (néé, geen alcohol…). Het EDTA filtert veel afvalstoffen uit het lichaam mee die door de nieren moeten worden uitgespoeld. Hoe meer vocht beschikbaar is, des te beter de nieren deze taak aankunnen. De patiënt kan normaal met het infuus naar het toilet lopen. Schrik niet van de penetrante lucht die bij de urinelozing vrij­komt. De urine is verzadigd van afvalstoffen. Dit zal bij volgende infusen minder worden naarmate het EDTA het inwendige milieu steeds meer heeft gereinigd.

Omdat er geen stekende naald maar een flexibel teflon hoesje in de ader is ingebracht, (dat met een slangetje aan de infuuszak is verbonden), hoeft de arm niet te worden gespalkt en kan de patiënt deze arm tijdens het infuus vrijwel normaal gebruiken. De patiënt wordt continu door de assistentie en de arts in de gaten gehouden en de bloeddruk wordt gecontroleerd. Over het algemeen duurt het toedienen van een infuus tussen de tweeënhalf tot drie uur.

Zijn er bijverschijnselen of bijwerkingen?

Mits in de voorgeschreven dosering toegediend geeft het EDTA geen heftige bijwerkingen. In zeld­zame gevallen ontstaat geringe bloeddrukdaling met lichte duizeligheid (1,5 %), misselijkheid (1 %), een brandend gevoel op de plaats van het infuus (5%). Aldus een pu­bli­catie in het American Journal of Medical Sciences van juli 1961! Bij dit onderzoek werden geen nierbeschadigingen, bloedar­moe­de, suiker in de urine, huiduitslag en histamine-reacties of andere problemen gecon­sta­teerd. Verder wordt er (door de verwijding van de bloedvaatjes) een warm gevoel met rode wangen, ogen, slaperigheid, lichte hoofdpijn en een snotneus genoemd. Diabetespatiënten kunnen een lager suikergehalte krijgen. In de wereldliteratuur, die op het ogenblik zo’n 100.000 patiënten beschrijft, wordt over ernstige bijwerkingen niet gerept, laat staan over schade.

Mijn eigen ervaringen met ruim dertig jaar chelatietherapie als arts geven een uiterst bescheiden klachtenbeeld te zien. Een enkele keer klaagt een patiënt over lichte hoofdpijn, ver­moeidheid of duize­ligheid. Als ik de patiënt een extra kwartiertje rust geef zijn deze verschijnselen doorgaans verdwenen. De hoofd­pijn kan vaak al tijdens het infuus verdwijnen wanneer de patiënt een boterhammetje eet. Op de dag van het infuus mogen alleen geen kaas- en melkproducten worden genuttigd omdat daar veel calcium in zit, hetgeen zich bindt aan het EDTA en zodoende het effect kan verminderen.

Voor noodgevallen is er zuurstofapparatuur, een defibril­lator, een beademingsballon en een arsenaal aan functie-corrigerende medicijnen voorhanden die ik gelukkig nog nooit heb hoeven gebruiken. Het enige apparaat dat ik ooit eens bij een chelatie-patiënt heb gebruikt is het ECG-apparaat. De patiënt bleek bij aankomst zich al niet lekker te voelen en had een griepje onder de leden.

Wanneer kun je geen chelatietherapie ondergaan?

Contra-indicaties voor chelatietherapie zijn: een onverhoopte allergie voor EDTA (extreem zeldzaam), een sterk verslechterde nierfunctie, een zwakke pompfunctie van het hart (ernstig hartfalen), bekende bloedingsneiging (hemofilie), recente hersenbloeding of hartinfarct, hersentumoren, leverontsteking en ernstige leverfunctiestoornissen, stofwisselingsstoornissen met een laag calciumgehalte (hypoparathyreoidie), zwangerschap en actieve tuberculose.

Is er gevaar voor botontkalking?

Het calcium in de botten en tanden is stevig gebonden aan eiwitten en andere grote moleculen en deze vorm van calcium wordt niet door chelatiethe­ra­pie onttrokken. Bij osteoporo­se-patiënten is aange­toond dat bot­dicht­heid onder invloed van chelatietherapie met EDTA juist kan verbeteren. De hormonen die in werking treden bij het verlagen van het calciumgehalte in het bloed zorgen op de lange duur juist voor versterking van de beenderstructuur. Bij een lage calciumspiegel stimuleren deze hormonen jonge botcellen om tot volwassen botcellen te rijpen.

Chelatietherapie en suikerziekte (DM II/Diabetes Mellitus)

Enkele jaren geleden is in Amerika het dubbelblind placebo gecontroleerde TACT-onderzoek gedaan. Bij een groot aantal behandelde patiënten die werden vergeleken met patiënten die een placebo (een niet werkzame stof) namen, is aangetoond dat na chelatietherapie er minder patiënten overleden, een hart- of herseninfarct doormaakten, of in het ziekenhuis moesten worden opgenomen vanwege angina pectoris of voor een dotterbehandeling of bypassoperatie. Tevens bleek dat vooral suikerpatiënten het meeste resultaat van chelatietherapie hebben.

Collega van der Schaar (oud hartchirurg die al veertig jaar met chelatietherapie behandeld: “De resultaten van de TACT (Trial to Assess Chelation Therapy) zijn nauwelijks te onderschatten. Omdat veel cardiologen er tegen waren om patiënten voor dit onderzoek aan te bieden, stagneerde het vaak. Door het doorzettingsvermogen en de enorme inspanningen van de onderzoekers werd de studie voortgezet en kwam de proef tot een eindpunt waar een passende conclusie kon worden getrokken.

Deze conclusie is gebaseerd op sterfte door alle oorzaken, hartinfarct, beroerte, coronaire revascularisatie (bypassoperatie en dotterprocedure) en ziekenhuisopname voor angina pectoris. Niks anders. Ondanks vele andere factoren die zouden kunnen bijdragen aan het succes van chelatietherapie, werd alleen de bovengenoemde gebruikt, en het leverde statistische bewijzen op.

Het belang van deze proef is dat chelatietherapie nu een factor is die door de conservatieve geneeskunde niet meer kan worden ontkend of verwaarloosd. Al die tegenstanders die volhouden dat chelatietherapie zonder wetenschappelijk bewijs is, kunnen dit argument niet langer gebruiken”.

Helpt chelatietherapie bij reuma?

Professor J. Defares geeft in zijn boek Chelatietherapie (Streng­holt, Naarden) aan dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat chelatietherapie met EDTA de verschijns­elen van reuma kan verminderen, soms zelf tot 90%. Bij reuma in het algemeen en bij reumatoïde artritis in het bij­zonder is sprake van een ziekelijke verstoring van de colla­geen­stofwisseling, dat wil zeggen de stofwisseling van elastisch bindweefsel. Onderzoeken hebben aangetoond dat tijdens chela­tiebehandelingen het gehalte aan bijschildklierhormonen in het bloed stijgt. Onder invloed daarvan kan de abnormale collageen­stof­wisseling zich normaliseren, zodat het reumatische beeld verbetert.

Een ander gunstig effect is dat chelatietherapie de abnormale neerslag van calcium in de aangetaste gewrichten (als gevolg van de chroni­sche ontste­kingen) tegengaat. Volgens Defares is het denkbaar dat chelatietherapie ook door het verwij­deren van overtollig of losgebonden ijzer uit de ge­wrichten een gunstig effect heeft bij reuma­toïde artritis. Over­tollig ijzer lokt namelijk vraatzuchtige witte bloedcellen (fago­cyten) naar de gewrichten, die daar hun afvalrui­mende taak langer uitoefenen dan goed is voor het gewricht. Dit houdt de infectie in stand en daarbij worden tevens beschadigde gewrichts­cellen vernietigd die nog kunnen herstel­len. Voor het pijnstillend effect zijn onderhoudsinfusen noodzakelijk, ook op lange termijn.

Is chelatietherapie ook te gebruiken voor preventie?

In de praktijk zullen de meeste patiënten pas bij het ontstaan van concrete klachten chelatietherapie als behandeling overwegen. In dat geval is daadwerkelijke behandeling van de vaatziekte de bedoeling. Meestal zal de arts na de reeks behandelingen een onderhoudsbehandeling voorstellen van één keer per maand. Eén keer per twee maanden is minimaal noodzakelijk om de goede werking te bestendigen en te onderhouden en nieuwe klachten te voorkomen. Immers de arteriosclerose kan in de tijd voortschrijden.

Een toenemend aantal mensen nemen een actieve houding aan bij het in stand houden en verbeteren van hun gezondheid. Chelatietherapie is een actieve maatregel die eigenlijk voor iedereen, ziek of niet ziek, vanaf zijn of haar veertigste jaar gunstig is. Het proces van degenererende aderverkal­king begint reeds na de puberteit.

Uit tal van onderzoeken blijkt dat plaatselijke vernauwingen al bij ongeveer de helft van de ‘gezonde’ mannen in de middelbare leef­tijd is waargenomen. Ader­verkalking betekent dat alle organen en weefsels niet optimaal van zuurstof en andere essentiële stof­fen kunnen worden voorzien en dat ook de afvoer van afvalproducten van de celstofwisseling minder goed functioneert. Men kan zich lichamelijk nog piekfijn in orde voelen, terwijl de sluipende aderverkalking in het slagadernetwerk van de hersenen al dusdanig heeft toegeslagen dat bijvoorbeeld de geheugenfunctie is afgeno­men.

Vanaf circa het 45e jaar neemt ook de pompfunctie van het hart geleidelijk af, doordat de hartspier minder efficiënt werkt. Al deze processen blijken te kunnen worden verbeterd met chelatie­therapie. Het EDTA kan plaatselijke vernauwingen opheffen en overtollig calcium uit de lichaamscellen verwijderen. Vooral in de hartspier verbetert de behandeling de energie-omzetting van de mitochondria, de energiebatterijen van de cellen. Toegepast in een stadium waarin zich nog geen klachten geopenbaard hebben (maar wel op termijn te verwachten zijn, bijvoorbeeld in geval van hoge bloeddruk of een hoog cholesterolgehalte) is chelatietherapie des te meer aan te bevelen. De verwachting is dat mensen die regelmatig een preventief chelatie-infuus laten toedienen hun kansen verhogen om tot op hoge leeftijd gezond en vitaal blijven.

Vanuit het oogpunt van preventie is chelatietherapie eigenlijk onmisbaar bij het in stand houden van een optimale bloedsomloop en celstofwisseling. Diegenen die door familiaire kenmerken of bij­voorbeeld door sui­ker­ziekte al een verhoogd risico hebben op het krijgen van ader­ver­kalking, doen er goed aan in overleg met de chelatie-arts vroeg door middel van EDTA-infusen deze problemen aan te pakken. Voorkomen is immers beter dan genezen!

Bij de preventieve behandeling met chelatietherapie dient men na het gebruikelijke vooronderzoek rekening te houden met 15 infuusbehandelingen. Niet zelden kreeg ik in de besprekingen met de patiënt te horen dat zijn of haar geheugencapaciteit en concentratievermo­gen al halverwege de kuur belangrijk waren toegenomen. Ook andere lichaamsfuncties kunnen, bij de één in geringe en bij de ander in opvallende mate, verbeteren. Hierbij denk ik aan het gezichtsvermogen, het gehoor, de kwaliteit van de huid en de voor veel mannen niet onbelangrijke terugkeer van de spontane ochtenderectie.

Kun je de gezondheidsschade als gevolg van roken verminderen of terugdraaien met chelatietherapie?

Zeker. Het Framing­ham-Onderzoek en het Britse Regionale Harton­derzoek heeft aangetoond dat rokers een twee tot drie keer hoger risico lopen een aandoening van de kransslag­aders te ontwikkelen dan niet-rokers. Hoe meer en hoe langer men rookt, des te groter wordt dit risico.

Onder de Britse artsen is twintig jaar lang (van 1951 tot 1971) het verband tussen het roken van sigaretten en het optreden van hartinfarcten onderzocht. Hieruit bleek dat rokende artsen, jonger dan 45 jaar, een VIJFTIEN maal zo groot risico lopen een dodelijk hartinfarct te krijgen als hun niet-rokende collega’s in dezelfde leeftijdsgroep. Alleen al om deze reden is het verstandig acuut te stoppen met roken. De schade blijkt nog voor een belangrijk deel te herstellen omdat uit diverse Finse en Britse studies blijkt dat risico’s op een hartinfarct geleidelijk afnemen zodra het roken voorgoed wordt gestaakt.

Het schadeherstellende effect kan met chelatietherapie worden bespoedigd en vergroot. Zo is aangetoond dat het ‘rokersbeen’ (claudicatio intermittens of etalagebenen), waarbij de vaatvernauwingen vaak een gevolg zijn van onder andere roken, verkeerde voeding en weinig beweging, met chelatietherapie doorgaans dusdanig is te behandelen dat men weer goed kan lopen.

Er zijn ook aanwijzingen dat de mogelijk schadelijkste stof die men met roken binnen krijgt, het radio-ac­tieve en kankerverwekken­de metaal polonium, met chelatietherapie uit het lichaam kan worden ver­wijderd. Mensen die ondanks de ernstige waarschuwingen blijven doorgaan met roken kan ik slechts adviseren de schade te beperken door naast de nodige antioxidanten maandelijks een chelatie-infuu­s te nemen.

Patiëntenervaringen

Dhr. D.

‘Brandschoon van binnen’

De 53-jarige heer D. uit Amsterdam houdt zijn leven lang al van jagen en vissen. Maar even leek het erop dat hij zijn geliefde hobby’s vaarwel moest zeggen. De heer D: ‘Enige jaren terug trad er een vernauwing op in mijn been­­slagader. Als gevolg daarvan kreeg ik op bij het lopen pijn in mijn rechter­been. Zó’n pijn dat ik op bepaalde momen­ten geen stap meer kon zetten’. Het loopver­mogen van de heer D werd ernstig be­dreigd en zijn uitstap­jes in de vrije natuur leken meer uit­zondering dan regel te wor­den. Gedurende twee jaar werd hij drie keer gedot­terd in een Amsterdams ziekenhuis. ‘Een tijdelijke oplossing,’ verklaart de Amsterdammer. ‘Deze slag­ader is, ondanks dat de dotterbehandeling de vernauwing tegen de vaatwand duwt, na een jaar weer dicht.’

Toen dotte­ren volgens de doktoren niet langer mogelijk bleek, leek een operatie de enige uitweg. Hierbij wordt een kunstst­of slagader ingebracht. Maar de heer D. voelde daar niet zoveel voor. Hij had immers vernomen dat op de plaats waar de kunststofslagader en de eigenlijke slagader samen zouden komen, op­nieuw een vaataan­doening zou kunnen optre­den.

De heer D. zocht naar een afdoende middel om van zijn klach­ten af te komen. Een vriend die behandeld werd in een Leidse kliniek overhandigde hem een boek van de Leidse arts en chela­tiespecialist prof. dr. J.G. Defa­res. Dhr. D. raakte geïn­tri­geerd door de behandelmethode en na een oriënte­rend gesprek kwam hij zes jaar geleden onder behande­ling van dokter Kingma.

De heer D.: ‘Na twin­tig vaatreinigings­infusen was ik brand­schoon van binnen. Eens in de twee maan­den bezoek ik dr. Kingma nog voor een onderhoudsbehandeling, maar ik heb al tijden geen klach­ten meer.’

De Amsterdammer heeft zelf het idee dat de chela­tietherapie zijn hele li­chaam schoon­spoelt. ‘Van mijn tenen tot mijn herse­nen’, zegt hij. ‘Ik gebruikte altijd een lees­bril, maar die heb ik meestal niet no­dig!’

De behandeling zelf vindt de heer D. allerminst verve­lend. ‘Je krijgt een zeer dun naaldje in je ader, leest wat, drinkt een kopje koffie en gaat dan weer naar huis.’ Dhr. D. noemt zichzelf ‘pleitbezorger’ van de chela­tiethe­rapie. ‘Ik heb zoveel mensen gezien die geholpen zijn. Ik begrijp niet dat de zorgverzekering de kosten niet vergoedt. Ze betalen wel een vier uur durende operatie waar peperdure specia­listen rondlo­pen. Ik heb me wel eens laten voorrekenen dat zo’n ingreep tienduizenden euro’s kost. Waanzin. En je wordt van zo’n operatie echt niet mooier, hoor. De chela­tietherapie daarentegen laat absoluut geen littekens achter.’

Dhr. L:

‘Therapie uit preventie’

Hoewel de zestig gepasseerd, trimt dhr. L. (63) nog weke­lijks langs het strand en door de duinen nabij zijn woon­plaats Bloemendaal. Een paar jaar terug trainde hij op die manier nog voor de marathon en kon dankzij zijn sportieve inspanningen jaarlijks deelnemen aan de triatlon van Almere. De heer L begon na een lichte beroerte uit voorzorg met chelatietherapie.

‘Acht jaar geleden, tijdens zware licha­melijke inspanningen in het Amsterdamse Bos, voelde ik mij plotseling niet goed wor­den. Enigs­zins onwel kwam ik aan in het VU-ziekenhuis waar ik voor controle aan de monitor werd ge­legd. Uiteindelijk bleek dat de werking van mijn bloedvaten stag­neerde en dat ik te maken had met een lichte vorm van aderver­kalking.

Nu is dat over het algemeen een normaal ver­schijnsel als je ouder wordt, maar toch reageerde ik vol onge­loof, was het er niet mee eens en besloot me vervolgens toch maar te verdie­pen in vaataan­doe­ningen. Ik las een boek over chela­tiethera­pie en besloot het zekere voor het onzekere te nemen door me te laten behan­delen door dokter Kingma.’

‘Preven­tie,’ noemt hard­loper L. dat, want hoewel zijn li­chaam vanwege de ouder­domsver­schijnselen begon tegen te sput­teren, voelde hij er niks voor om z’n spor­tieve bezigheden al volledig te staken. ‘Als ik me zwaarder inspande protes­teerde mijn lichaam met rugkram­pen.’

Uit voor­zorg onder­ging hij twintig vaatinfusen van twee­ënhalf uur. Tegen­woor­dig komt hij nog elke twee maan­den in de Oost­einde Walborg Kli­niek voor een onder­houdsbe­hande­ling. Dhr. L. voelt zich prima. ‘Ik weet natuur­lijk niet hoe ik me gevoeld zou hebben als ik niet therapeu­tisch behandeld zou zijn, maar ik vrees dat ik me op z’n minst niet zo fit zou voelen als nu.’

Hoewel hij vanwege zijn leeftijd geen marathon meer loopt, trimt en tennist de heer L. nog wekelijks. Beweging is erg belangrijk voor hem: ‘Als ik niet aan sport gedaan zou hebben, zou ik hoogstwaarschijnlijk al op mijn veertigste last van vaatvernau­wing hebben gehad,’ zegt hij.

‘Sport en gericht eten zijn de belang­rijkste voorwaarden voor een gezond li­chaam. Dat beaamt mijn cardio­loog, bij wie ik jaarlijks langs ga voor een sporttest. Diezelfde cardi­oloog reageerde overigens ui­terst neutraal toen ik hem vroeg naar zijn mening over chela­tietherapie. Hij zei: “Als er geen andere mogelijk­heden meer over zijn, dan zou ik dat ook doen, ja.” Maar waarom zou ik moeten wachten tot het laat­ste mo­ment?’

Chelatietherapie in de praktijk

Patiënten voor chelatietherapie krijgen eerst een consult en een onderzoek. Tijdens het consult komen de klachten, eerdere onderzoeken en de mogelijkheden aan de orde die chelatietherapie biedt. De arts kan al uw overgebleven vragen beantwoorden. Wilt u starten met de behandeling dan volgt een lichamelijk vooronderzoek, een ECG, een bloedonderzoek en zonodig een vaatonderzoek. De uitslagen worden uitgebreid met u besproken. Na deze onderzoeken kan de behandeling beginnen.

Samenstelling van het infuus

Chelatietherapie is een infusievloeistof (de vloeistof wordt via een infuus in een ader toegediend).

In 500 ml 0,65% NaCl infusievloeistof wordt een half tot maximaal drie gram EDTA opgelost. Verder worden aan het infuus toegevoegd: een mix van vitamine C, magnesium, kalium, thiamine, pyridoxine en hydroxocobalamine (de laatste drie zijn B-vitaminen) en heparine. Deze samenstelling past precies bij het normale zoutgehalte van het bloed. De arts kan u informeren over de werking van de toevoegingen.

Het infuus duurt ongeveer 2 ½ à 3 uur. De meeste dagen kunt u kiezen hoe laat u wilt komen van 09:00 tot 13:00 uur. Het is handig met volle maag het infuus te beginnen. Natuurlijk kunt u iets te eten meenemen. Tevens moet tijdens de zitting gedronken worden. U kunt tijdens het infuus gewoon naar de toilet.

Het is belangrijk om tijdens het infuus de arm niet helemaal te buigen, zodat het infuus goed blijft doorlopen. Het buiten de ader raken van het hoesje komt zelden voor, maar mocht dit gebeuren dan is dit pijnlijk, maar niet gevaarlijk. Het personeel zal het infuus onderbreken en voor u zorgen.

Tijdens de behandeling is altijd een arts aanwezig die regelmatig bij u langs loopt om een en nader te controleren of kleine problemen als gevolg van bestaande aandoeningen kan opvangen. De arts weet vaak eerder dat er iets aan de hand is dan uzelf. Eventuele klachten die als gevolg van chelatietherapie kunnen optreden zijn overigens vrijwel altijd van voorbijgaande aard.

De arts zal u tevens een multivitaminen/mineralenpreparaat voorschrijven om te compenseren voor door de EDTA uitgewassen gunstige mineralen.

Er wordt regelmatig een tussencontrole gedaan. Naast de nierfunctie worden ook andere waarden gescreend. Dit gebeurt door middel van bloedonderzoek en zo nodig urineonderzoek. De resultaten worden met u besproken.

Bij patiënten met een slechtere nierfunctie kan de werking van de nieren mogelijk tijdelijk verminderen. De patiënt merkt hier niets van, maar de arts houdt de nierfunctie bij door middel van regelmatige bloedafname en urineonderzoek. Mocht de nierfunctie duidelijk achteruitgaan, dan wordt de dosis EDTA aangepast. In sommige gevallen kan de therapie enkele weken moeten worden onderbroken. De nierfunctie wordt op de lange duur gewoonlijk béter, omdat ook de nieren beter doorbloed worden.

Suikerpatiënten kunnen last hebben van een verlaagd suikergehalte. Deze verlaging is op te vangen door tijdens de behandeling iets te eten. Suikerpatiënten zijn ervaren in het aanvoelen van die situatie en nemen vaak zelf al wat druivensuiker. Zonodig kan glucosewater worden toegediend om te herstellen.

Een enkele keer kunnen na het infuus hoofdpijn, vermoeidheid, slapheid, lusteloosheid e.d. optreden als gevolg van het tijdelijk verminderen van nuttige mineralen uit het lichaam. Deze klachten verdwijnen vanzelf, na het innemen van de multivitaminen/mineraalpreparaten.

Mocht u zich tijdens de behandeling op wat voor reden dan ook onprettig of onwel voelen, aarzel dan niet de arts in te schakelen, daar zijn wij immers voor. Het is belangrijk niet flink te zijn, en hier altijd direct gebruik van te maken. Een eerste infuusbehandeling kan best heel spannend zijn.

Waar kan men terecht voor vragen en afspraken?

S.J.G. Kingma, arts

Oosteinde Walborg Kliniek
Pieter Calandlaan 106-110
1068 NP  Amsterdam
Tel: 020-6 260 269 / 6 254 352
info@mijnkliniek.nl

Wetenschappelijke informatie:

– TACT: Chelation therapy reduced adverse events in post-MI patients. Cardiology Today, November 2012.

http://www.healio.com/cardiology/vascular-medicine/news/print/cardiology-today/%7B7965dbc8-03cf-4385-9d8b-981e905cf996%7D/tact-chelation-therapy-reduced-adverse-events-in-post-mi-patients

– Born T, Kontoghiorghe CN, Spyrou A, Kolnagou A, Kontoghiorghes GJ. EDTA chelation reappraisal following new clinical trials and regular use in millions of patients: review of preliminary findings and risk/benefit assessment. Toxicology Mechanisms and Methods 2013;23:11-17.

– Lamas GA, et al “Randomized comparison of high-dose oral vitamins versus placebo in the Trial to Assess Chelation Therapy (TACT)”. ACC 2013.

http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=lamas%20ga%2C%20et%20al%20%22randomized%20comparison%20of%20high-dose%20oral%20vitamins%20versus%20placebo%20in%20the%20trial%20to%20assess%20chelation%20therapy%20(tact)%22%20acc%202013.%20&source=web&cd=1&ved=0CDEQFjAA&url=http%3A%2F%2Fclinicaltrialresults.org%2FSlides%2FACC%25202013%2FLamas_TACT_ACC_2013.ppt&ei=XzdRUaPLA-mc0AWiloAY&usg=AFQjCNGw3QxczVc2zXhp84vwvhrO9NmZEA&bvm=bv.44158598,d.d2k

– Clarke CN, Clarke NE, Mosher RE. Treatment of angina pectoris with disodium ethylene diamine tetraacetic acid. The American journal of the medical sciences 1956;232:654—666.

– Lamas GA, Goertz C, Boineau R, Mark DB, Rozema T, et. al. Design of the Trial to Assess Chelation Therapy (TACT). Am Heart J. 2012;163:7-12.

– Lamas GA, Hussein SJ. EDTA chelation therapy meets evidence-based medicine. Complementary therapies in clinical practice 2006;12:213-215.

Frustaci A, Magnavita N, Chimenti C, Caldarulo M, Sabbioni E, et al. Marked elevation of myocardial trace elements in idiopathic dilated cardiomyopathy compared with secondary cardiac dysfunction. Journal of the American College of Cardiology 1999;33: 1578-1583.

– Schweden E. Chelatiebrochure_lang. Delen van de tekst zijn overgenomen in bovenstaande.